Arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht?

Platformarbeid zoals maaltijdbezorging is arbeidsovereenkomst

maart, 2023

Historie en rechtsvraag

In januari 2019 en augustus 2019 wijden wij al twee publicaties over het bedrijf Deliveroo. Deliveroo was vanaf 2015 een maaltijdbezorger in Nederland, die haar bedrijfsactiviteiten in Nederland inmiddels al weer enige tijd heeft gestaakt. Desondanks houdt zij juridische de gemoederen nog steeds bezig, omdat de rechtsvraag in kwestie die voorlag t.a.v. Deliveroo (werken de maaltijdbezorgers nu op basis van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht?)  relevant is voor andere soortgelijke platform bedrijven, die nog wel steeds actief zijn in Nederland.

In drie gerechtelijke instanties (rechtbank, Hof en Hoge Raad) is nu tot op het hoogste niveau recht gesproken over voornoemde rechtsvraag en tot driemaal toe is er geoordeeld dat de maaltijdbezorgers in kwestie die werkten voor Deliveroo, werkten op basis van een arbeidsovereenkomst. De Hoge Raad heeft vrijdag j.l 24 maart 2023, na een heel en voorafgaand uitvoerig advies van 77 pagina’s van Advocaat-Generaal Ruth de Bock d.d. 17 juni 2022 (wat het lezen waard is), het eerdere arrest van het Hof Amsterdam d.d. 16 februari 2021 bekrachtigd.

Uitgangspunten en feiten

De maaltijdbezorgers in kwestie werkten oorspronkelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor Deliveroo. Maar met ingang van februari 2018 had Deliveroo besloten om deze arbeidsovereenkomsten niet meer te verlengen en konden maaltijdbezorgers vanaf juli 2018 alleen nog voor haar werken op basis van een overeenkomst van opdracht (lees als freelancer/ZZP-er). Betaling vond plaats per afgeleverde bezorging en op basis van facturering, waarbij de normale gang van zaken was dat Deliveroo namens de bezorger de aan Deliveroo gerichte factuur opstelde. Bezorgers moesten gebruik maken van een app om op hun telefoon bestellingen te ontvangen Volgens het contract met Deliveroo konden bezorgers zich laten vervangen om de bezorging door een ander te laten verrichten, op voorwaarde dat de vervanger voor aanvang van de werkzaamheden een geldig legitimatiebewijs en een bewijs van het recht om in Nederland te werken toonde.

De rechtbank, alles in onderlinge samenhang overziende kwam tot het oordeel, dat de aard van het werk en de rechtsverhouding tussen partijen sinds begin 2018 niet zodanig wezenlijk gewijzigd was, dat niet langer sprake was van het verrichten van arbeid op basis van een arbeidsovereenkomst. En dat het nog steeds ging om arbeid die behoorde tot de organisatie van Deliveroo. Als er gewerkt werd was er onverminderd sprake van een gezagsrelatie. Hetgeen in feite ook gold voor de fase vanaf de aanmelding voor de dienst. En het feit dat de neergelegde aanwijzingen in algemene zin niet concreet telkens bij het werk waren, dit het niet anders maakte, nu het ging om eenvoudig ongeschoold standaardwerk, waar weinig andere aanwijzingen denkbaar zijn dan waren geregeld. Als gevolg van technologische mogelijkheden was er weliswaar een grote vrijheid mogelijk waar het ging om de beschikbaarheid voor arbeid, maar deze paste nog steeds binnen het karakter van de arbeidsovereenkomst, ook al werd op door de werknemer te kiezen tijdstippen gewerkt.

Het Hof heeft die conclusie van de rechtbank feitelijk bevestigt, met haar overweging, dat alle omstandigheden bij elkaar genomen, zij constateerde dat slechts de aan de bezorgers ten aanzien van het verrichten van de arbeid gegeven vrijheid een omstandigheid was, die eerder wees op de afwezigheid dan op de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst. Maar dat alle overige elementen, waaronder de wijze van loonbetaling, het uitgeoefende gezag, de zekere tijd (met rechtsvermoeden), alsmede de genoemde overige omstandigheden meer wezen op de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst dan op de afwezigheid daarvan. De aan de bezorgers ten aanzien van het verrichten van de arbeid gegeven vrijheid was bovendien niet onverenigbaar met de kwalificatie van de overeenkomst als arbeidsovereenkomst (r.o. 3.12.1).

De Hoge Raad is van mening dat of er van een arbeidsovereenkomst sprake is, e.e.a. afhangt van álle omstandigheden van het geval. Het Hof, aldus de Hoge Raad heeft die omstandigheden eerder beoordeeld en vervolgens geoordeeld dat bij de Deliveroo-bezorgers sprake was van een arbeidsovereenkomst. Dat oordeel van het Hof is volgens de Hoge Raad juridisch niet onjuist en ook begrijpelijk gemotiveerd. Over de vrijheid van de bezorgers om te werken wanneer zij wilden en om zich te laten vervangen, heeft de Hoge Raad overwogen dat het Hof onder ogen heeft gezien dat deze omstandigheden wijzen in de richting dat tussen Deliveroo en de bezorgers geen arbeidsovereenkomsten bestonden. Het Hof mocht echter op grond van de overige omstandigheden van het geval oordelen dat het toch arbeidsovereenkomsten waren. Daarbij woog mee dat het praktische belang van de vervangingsmogelijkheid voor de bezorgers gering was.

De vraag of er aanleiding bestaat voor nadere algemene regels of uitgangspunten om te bepalen of een overeenkomst een arbeidsovereenkomst is, mede ter afgrenzing van het werken als zelfstandig ondernemer, heeft volgens de Hoge Raad de aandacht van de wetgever. Daarbij kan worden gedacht aan uitgangspunten als de inbedding van het werk in de organisatie van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht, of de hoogte van de tegenprestatie voor het werk. Omdat de wetgever met dit onderwerp bezig is, ziet de Hoge Raad op dit moment geen aanleiding voor rechtsontwikkeling.

Conclusie

Met haar laatste overweging, dat uitgangspunten als inbedding van het werk in de organisatie van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht (inlener), of de hoogte van de tegenprestatie voor het werk, haakt De Hoge Raad, feitelijk aan bij de voortgangsbrief van minister van Van Gennip en staatssecretaris Van Rij van 16 december 2022 en wij verwijzen naar onze publicatie van januari j.l De voornoemde eerder gezette toon van Van Gennip en staatssecretaris Van Rij wordt dus feitelijk nu al (wettelijk) bekrachtigd door de Hoge Raad.