Nulurencontract en niet aanvaarden aanbod vaste arbeidsomvang
Rechtsvermoeden van arbeidsomvang
April, 2025
Inleiding
Sinds het in werking treden van de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) in januari 2020 dient een werkgever, op grond van artikel 7:628a lid 5 BW, een werknemer die in dienst is op basis van een oproepovereenkomst, na iedere twaalf maanden een schriftelijk aanbod doen voor een zogenaamde vaste arbeidsomvang. Bij de berekening van die twaalf maanden dient de eventuele periode van inleen en/of rechtsvoorgangers meegeteld te worden. Het schriftelijke aanbod voor de vaste arbeidsomvang moet ten minste gelijk zijn aan de gemiddelde omvang van de arbeid in die voorafgaande twaalf maanden. Het is aan de medewerker om daar binnen één maand op te reageren met een weigering of aanvaarding van het urenaanbod.
Naast voornoemde regeling bestond altijd al het zogenaamde rechtsvermoeden van arbeidsomvang van artikel 7:610b BW. Dit artikel brengt met zich mee, dat indien een arbeidsovereenkomst ten minste drie maanden heeft geduurd, de bedongen arbeid in enige maand vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden. Dus ook in het geval van een nulurencontract of oproepcontract, dat immers ook een arbeidsovereenkomst is.
Casus
Een taxichauffeur met een nulurencontract voor onbepaalde tijd, kreeg van zijn werkgever vóór de Corona periode jaarlijks in april een aanbod aangeboden voor een vaste arbeidsomvang, op grond van 7:628a lid 5 BW, maar sloeg dat om de werknemer moverende redenen steeds af. Toen het werk afnam als gevolg van de Corona periode en de taxichauffeur steeds minder werd opgeroepen, deed hij (alsnog) in het voorjaar van 2021, een beroep op het zogenaamde rechtsvermoeden van arbeidsomvang van artikel 7:610b BW. En vorderde hij loon vanaf augustus 2020 t/m mei 2021. Zowel de kantonrechter als het Hof, wezen de periode vóór april 2021 echter af, met als grond, dat de taxichauffeur niet was ingegaan op het aanbod vaste arbeidsomvang van de werkgever.
De taxichauffeur, waarschijnlijk in het bezit van een rechtsbijstandverzekering, niet voor één gat te vangen, laat het er niet bij zitten en stapt naar de Hoge Raad (HR). Advocaat-Generaal De Bock, heeft deze maand op 11 april 2025 nu de HR geadviseerd (ECLI:NL:PHR:2025:434), de taxichauffeur alsnog gelijk te geven, althans de zaak terug te verwijzen naar een ander Hof, met als motivatie, dat op grond van de wetsgeschiedenis, de twee regelingen van 7:628a lid 5 BW en artikel 7:610b BW naast elkaar bestaan. En de eerste regeling aanvullend is op de tweede regeling. Dus het eerder weigeren van een aanbod vaste arbeidsomvang, betekent nog niet dat het rechtsvermoeden van arbeidsomvang van artikel 7:610b BW daarmee ook gelijk wordt prijsgegeven.
Heeft u behoeft aan advies op bovenstaand gebied, dan weet u ons te vinden.