Recente jurisprudentie concurrentiebeding relatiebeding

Houdt concurrentiebeding relatiebeding nog steeds stand?

Mr. Patrick Paul Bergers

LinkedIn januari 2024

Afgelopen tijd zijn er twee uitspraken geweest in zaken die gerelateerd zijn aan het concurrentiebeding/relatiebeding, waarvan als men de feiten tot zich neemt, toch enigszins de wenkbrauwen zullen doen fronsen, bij iedere opdrachtgever of werkgever die de uitspraken leest.

Uitspraak ECLI:NL:RBZWB:2023:7629

Het betreft allereerst een uitspraak in kort geding van 1 november j.l. van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.  Hier ging het om twee sportinstructeurs die als opdrachtnemer op grond van een overeenkomst van opdracht  lessen verzorgden bij  een sportschool. In de overeenkomst van opdracht was geen concurrentie- of relatiebeding overeengekomen.  Nadat de samenwerking tussen partijen op enig moment eindigde hebben de voornoemde sportinstructeurs een e-mail verstuurd aan 38 klanten van de sportschool, in welke zij aangaven zelf een sportschool te starten en hoopten de klanten in hun eigen sportschool weer terug te zien. De e-mail werd afgesloten met de vraag de e-mail stil te houden. De eigenaar van de oude sportschool was bepaald  not amused  en schakelde een advocaat in.

Ter informatie ook als er geen concurrentie- of relatiebeding is overeengekomen, kan er toch sprake zijn van ongeoorloofde concurrentie. Voor de beoordelingscriteria hiervoor gaan we terug naar 1955 in de vorm van het Boogaard / Vesta arrest van de Hoge Raad (9 december 1955, NJ 1956 157). Uitgangspunt daarbij is dat het werknemers (dan wel personen die op een andere basis dan een arbeidscontract in een onderneming werkzaam zijn), die in hun handelen niet worden beperkt door een relatie- of concurrentiebeding, in beginsel vrij staat om na het einde van de werkrelatie hun voormalige werkgever te beconcurreren, bijvoorbeeld door een soortgelijk product aan te bieden aan (ex-)klanten van de voormalige werkgever, ook als die daar nadeel van ondervindt. Bijkomende omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat dit handelen als onrechtmatig moet worden aangemerkt, omdat het in strijd is met de in het maatschappelijk verkeer betamende zorgvuldigheid. Daarvan is sprake als voldaan is aan drie cumulatieve vereisten, te weten: a) het stelselmatig en substantieel afbreken van b) het duurzame bedrijfsdebiet van de voormalige werkgever, c) met kennis en gegevens omtrent klanten opgedaan bij de voormalige werkgever. Het louter (actief) werven van klanten van de voormalige werkgever door een ex-werknemer geldt derhalve niet als genoegzame grond voor onrechtmatigheid.

Overwegingen rechtbank

De voorzieningenrechter oordeelde in het nadeel van de oude sportschool, overwegingen hierbij waren:

  1. Inherent aan het opzetten van een eigen bedrijf is immers dat de sportinstructeurs klanten moesten werven en reclame moesten maken. In beginsel stond het hun ook vrij om dit te doen, tenzij sprake is van het stelselmatig en substantieel benaderen van klanten van de oude sportschool om hen er toe te bewegen lid bij de nieuwe sportschool te worden. Dat daarvan sprake is geweest, is niet gebleken. Het is immers maar bij twee mails gebleven;
  2. Evenmin is gebleken dat de sportinstructeurs klanten hebben benaderd met gebruikmaking van bij de oude sportschool opgedane kennis en/of data. De sportinstructeurs  hebben gemotiveerd, middels verklaringen van klanten, onderbouwd dat de klanten zelf hun contactgegevens aan de sportinstructeurs hebben verstrekt om op de hoogte te worden gehouden van hun plannen;
  3. Uit het voorgaande volgt dat onvoldoende is gesteld voor het oordeel dat de sportinstructeurs de klanten actief en stelselmatig ertoe hebben bewogen om bij hen te komen sporten. Of de overstap van klanten – 18 personen zoals de oude sportschool stelt of 7 personen zoals de sportinstructeurs stellen – stelselmatig en substantieel afbreuk doet aan het duurzame bedrijfsdebiet van oude sportschool behoeft derhalve geen bespreking meer.

Uitspraak ECLI:NL:RBROT:2023:12327

De tweede uitspraak betreft een uitspraak ineen bodemprocedure van 18 januari j.l. van de rechtbank Rotterdam.  In die procedure heeft een ex-werknemer vlak voor zijn uitdiensttreding een lijst met contacten naar zijn privé e-mailadres verstuurd en vervolgens doorgestuurd naar het zakelijke e-mailadres bij de nieuwe werkgever. Appeltje eitje horen wij u denken, maar ook hier redt de werkgever het toch ook weer niet.

Ook hier was geen concurrentiebeding in, in dit geval, de arbeidsovereenkomst opgenomen, wel was er een geheimhoudingsbeding opgenomen. En de werkgever stelde zich op het standpunt dat het geheimhoudingsbeding was geschonden en vorderde de contractuele boete van €40.000,-. Daarnaast vorderde de werkgever (feitelijk) alsnog een relatiebeding, op basis van de lijst met contacten.

Overwegingen rechtbank

De kantonrechter stelt vast dat de gegevens inderdaad zijn verzonden, maar stelt dat uit het geheimhoudingsbeding niet valt af te leiden, dat het versturen van voornoemde gegevens naar het privé adres van de ex-werknemer, op zich een schending van het geheimhoudingsbeding zou opleveren. Voor het achteraf opleggen van een relatiebeding ziet de kantonrechter geen grond.

V.w.b. de schending van het geheimhoudingsbeding, althans het niet schenden ervan, aldus de kantonrechter, vragen wij ons af met alle respect, of dat oordeel ook in hoger beroep stand zal houden!

Conclusie

De te trekken les uit beide gevallen is, om vooraf bij aangaan van de relatie wel een concurrentie/relatiebeding op te nemen! Feit is echter wel dat de huidige demissionair (nadruk) minister van SZW Van Gennip in juni 2023 een kamerbrief naar de Tweede kamer heeft gestuurd over de hervorming van het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst. De onderstaande wijzigingen is Van Gennip van plan, om uit te werken in een wetsvoorstel:

  • Het concurrentiebeding wordt wettelijk begrensd in duur;
  • Het concurrentiebeding moet geografisch worden afgebakend, specifiek en gemotiveerd in het contract;
  • De werkgever moet in vaste contracten het zwaarwichtig bedrijfsbelang van een concurrentiebeding motiveren. Dat geldt nu al wettelijk op grond van artikel 7:653 lid 2 BW voor tijdelijke contracten;
  • Als een werkgever een ex-werknemer aan het concurrentiebeding weil houden, moet zij aan de werknemer een vergoeding betalen. Dit wordt een wettelijk bepaald percentage van het laatstverdiende salaris.

Of haar opvolger e.e.a. doorzet is afwachten.

Heeft u behoeft aan advies op bovenstaand gebied, dan weet u ons te vinden