Aanspreken leverancier op mislukt ICT-project

LinkedIn Juni 2024

Zorgplicht ICT-dienstverlener in relatie tot IT-geschil

Deskundigenonderzoek en mislukt ICT-project

Afgelopen maand (op 8 mei mei 2024) heeft de rechtbank Overijssel vonnis (ECLI:NL:RBOVE:2024:2468) gewezen in een procedure tussen een leverancier van Planning software voor industriële productiebedrijven (Limis) een van haar afnemers (Insulcon).

Inleiding

Limis had haar software oplossing, genaamd Limis Planner, op grond van een tweetal geaccepteerde offertes met bijbehorende overeenkomsten (artikel 7:400 e.v. BW) d.d. 23 oktober 2018 geïmplementeerd bij Insulcon. Zoals dat wel vaker het geval is, in dit soort trajecten, ging de implementatie niet zonder problemen, van welke door Insulcon uiteraard in april, mei en juni 2019 melding werd gedaan bij Limis. Op 18 mei 2022 stelt Insulcon Limis in gebreke en geeft haar nog een termijn tot 30 juni 2022 om het verzuim te herstellen. Ruim zes maanden later op 21 februari 2023 laat Insulcon Limis weten, geen verder betalingen meer te zullen doen en op 26 mei 2023 ontbindt de advocaat van Insulcon buitengerechtelijk, op grond van artikel 6:267 BW, de overeenkomsten in kwestie en wordt er na toestemming van de voorzieningenrechter conservatoir beslag gelegd bij Limis.

Procedure

In de bodemprocedure die volgt, is Insulcon NL samen met haar Belgische zustermaatschappij Insulcon BE de eisende partij (Insulcon c.s.) en Limis de gedaagde partij, die als reconventionele eis vorderde dat haar openstaande en vervallen facturen werden betaald.

Insulcon c.s. vordert de door haar betaalde factuurbedragen terug, ten bedrag van in totaal ruim € 350.000,- te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten en wettelijk rente. In reconventie vordert Limis, dat haar openstaande en reeds vervallen facturen betaald worden door Insulcon c.s.

Wie stelt moet bewijzen (artikel 150 e.v. Rv)

Op basis van het Nederlands recht en meer specifiek artikel 150 Rv en volgende daarvan, draagt de partij die zich beroept op de door haar gestelde feiten of rechten, de bewijslast daarvan. Tenzij op grond van de redelijkheid en billijkheid er een andere (b.v. omgekeerde) verdeling van de bewijslast uit voortvloeit.

De rechtbank constateert dat Insulcon NL in de stukken slechts in algemene bewoordingen stelt dat bij enkele functionaliteiten en basisdoelstellingen niet aan de serviceovereenkomst is voldaan en dat “het plannen van de productie, en daarmee de absolute kernwaarde van het softwarepakker, niet werkt”. Daarbij verwijst zij naar eigen tickets, mails en brieven, waarin zij zelf schrijft dat bepaalde zaken niet naar behoren werken. Insulcon NL heeft echter geen, althans onvoldoende verband gelegd tussen de klachten in de tickets en de mails enerzijds en hetgeen tussen partijen met betrekking tot de basisdoelstellingen is overeengekomen anderzijds. Een klacht is niet per definitie een fout en kan ook het gevolg zijn van verkeerd gebruik van de software, onbekendheid met de nieuwe software of zien op verwachtingen van Insulcon NL of verbeteringen van Limis ten aanzien van de software (zoals de order-acceptatiemodule), die geen basis vinden in de serviceovereenkomst. Voor zover klachten wel zien op de functionaliteiten ten behoeve van de basisdoelstellingen, maar zijn opgelost, is evenmin sprake (meer) van gebreken. Bovendien is niet elke klacht van zodanig gewicht, dat die als een gebrek kan worden aangemerkt.

Daar waar Insulcon NL in haar mails en brieven stelt dat een basisfunctionaliteit niet werkt, onderbouwt zij niet met concrete voorbeelden waar dat uit blijkt en dat dat niet werken het gevolg is van een gebrek in de software (en niet van bijvoorbeeld onoordeelkundig gebruik). Daar waar zij stelt dat er als gevolg van het niet functioneren van de planning toch meer handmatig moest worden gewerkt, onderbouwt zij dat niet door middel van verklaringen of anderszins. Verder acht de rechtbank relevant dat Insulcon NL, ondanks haar stelling dat de Limis Planner niet werkte, circa vier jaar met de Limis Planner heeft gewerkt en dat niet gebleken is dat deze software bij Insulcon BE niet goed heeft gefunctioneerd.

Ten slotte geldt dat Insulcon NL niet door een derde/deskundige heeft laten onderzoeken of de aan haar geleverde Limis Planner-software de overeengekomen basisfunctionaliteiten bezit en, zo niet, welke gebreken de software vertoont. Het had op haar weg gelegen om zich bijvoorbeeld via een voorlopig deskundigenbericht in staat te stellen om haar stellingen beter te onderbouwen. Gezien het gebrek aan verdere feitelijke onderbouwing van de stellingen door Insulcon NL ziet de rechtbank geen aanleiding een deskundigenbericht te gelasten.

En is de rechtbank dus van mening dat de vordering van Insulcon c.s. dient te worden afgewezen, omdat zij onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van gebreken. En wijst zij de reconventionele vordering van Limis, tot betaling van haar facturen toe.

Zorg goed opdrachtnemer

Wat in dit soort zaken meespeelt en waar afnemers een beroep op kunnen doen is de zorg van goed opdrachtnemerschap van artikel 7:401 BW. Dienstverleners als Limis, dienen de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen. Dat houdt in de praktijk in, dat een leverancier moet handelen, zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou zijn gegaan. Waarbij de overeenkomst(en) tussen partijen leidend zijn qua verplichtingen en het goed opdrachtnemerschap  dan (met name) om de hoek komt kijken i.g.v. leemtes of grijze gebieden in de overeenkomst(en) tussen partijen. In de jurisprudentie is slechts tot tweemaal toe in 2019 en 2020 uitgemaakt (ANVA – Stepco (C/16/481095/KGZA/19-316 en PRLG/Uniface(
C/13/686522 / KG ZA 20-597) , in kort geding (voorlopige voorziening) overigens, dat op ICT-dienstverleners een bijzondere en verzwaarde zorgplicht zou rusten, vanwege hun specifieke deskundigheid. Die mening wordt echter niet breed gedragen op grond van jurisprudentie.

Wat had Insulcon c.s. beter moeten doen?

Zoals de rechtbank al oordeelt, had Insulcon c.s. er voor kunnen c.q. moeten kiezen om een deskundigenonderzoek te laten verrichten. Zij had zelf een deskundige kunnen aanwijzen, maar daarvan zou geoordeeld zijn, dat het een partij-deskundige zou zijn (minder krachtig dus), of men de rechtbank had moeten verzoeken op grond van artikel 202 e.v Rv, om (eerst) een voorlopig deskundigenbericht te gelasten. Dit kan al vóór dat er een bodemprocedure gestart wordt over het dispuut en sterker nog zou voornoemd onderzoek er zelfs toe kunnen leiden, dat de afnemer in kwestie maar besluit om geen procedure te starten of vice versa juist de leverancier ervoor kiest om maar eieren voor haar geld kiest, door te schikken.

Heeft u behoeft aan advies op bovenstaand gebied, dan weet u ons te vinden.